Borneo is het twee na grootste eiland ter wereld, na Groenland en vlak na Nieuw Guinea. Volgens opgravingen in het Niah grottencomplex bij Miri in het noorden van Sarawak hebben er al meer dan 40.000 jaar mensen gewoond. Dit waren de voorlopers van de latere Dayaks – een verzamelnaam voor meer dan 200 etnische subgroepen waarvan sommige, zoals de Ibans in het huidige Sarawak en Brunei, vanuit China via Taiwan en de Filippijnen in Borneo waren beland.
Vanaf de zevende tot dertiende eeuw na Christus viel Borneo onder het zeevarende, Indiaas-Boeddhistische Srivijaya-rijk dat vanuit Palembang in zuidoost Sumatra de scepter zwaaide over Sumatra, het Maleisische schiereiland, Borneo en het merendeel van Java – waar twee Srivijaya maharadjas de Borobudur neerzetten.
Na de val van Srivijaya kwam Borneo rond het midden van de veertiende eeuw onder gezag van het Hindoeïstische Majapahit rijk op Java, dat in z’n glorietijd zo’n beetje het hele tegenwoordige Indonesië en Maleisië omvatte.
Brunei en Sulu
In de vijftiende en zestiende eeuw deed de Islam z’n intrede, en na de val van Majapahit rond 1500 werd het Sultanaat van Brunei oppermachtig op Borneo. Het gezag van Brunei werd echter gaandeweg ingeperkt door interne twisten. De Spanjaarden, die tegen het eind van de zestiende eeuw zich vestigden in de Filippijnen, maakten hier goed gebruik van, evenals de Nederlanders en Britten die iets later kwamen en die lucratieve handelsposten neerzetten langs de kust van Borneo.
Het Sultanaat van Sulu, in de archipel ten noordoosten van Borneo, speelde ook een rol. Dit werd in 1450-57 gesticht door een Arabische missionaris uit Melaka en groeide uit tot een macht van belang in het zuiden van de huidige Filippijnen. Als bondgenoot van Brunei pikte het een lucratief graantje mee van de handel tussen China en Amerika via de Spaanse galjoenen in Manila, met lokale producten als peper, parelmoer, trepang (zeekomkommer) en kamfer, en later ook goud uit Sarawak. In 1658 hielp Sulu de sultan van Brunei bij een burgeroorlog en kreeg in ruil het noordoosten van Borneo cadeau dat later Sabah zou worden.
Het latere Sarawak, intussen, bleef een woest gebied onder los gezag van Brunei, waar verscheidene bevolkingsgroepen hun gang gingen – Dayakstammen (waaronder krijgshaftige Ibans), Chinese keuterboeren en gouddelvers, en Maleise en Iban piraten (de zogeheten Sea Dayaks die de zeevaart tussen Singapore en China onveilig maakten).
Europees ingrijpen
Het verdrag van Londen in 1824 tussen Engeland en Nederland regelde de Europese koloniale verdeling. De Britten ‘kregen’ 27 procent van Borneo, oftewel wat overbleef van de invloedssfeer van Brunei (wat later Sarawak, Sabah en Brunei zou worden), en Nederlanders de rest (de latere Indonesische provincies van Kalimantan).
Niet lang daarna raakte James Brooke, een rijke Engelse avonturier met militaire ervaring in India en Birma, onder de indruk van wat Raffles in Singapore tot stand had gebracht. Hij dacht zelf iets dergelijks te kunnen bereiken aan de westkust van Borneo, en ging in 1839 in Sarawak aan land waar hij een opstand tegen de sultan van Brunei de kop in drukte. Als dank benoemde de sultan hem in 1842 tot gouverneur (“radja”) van Sarawak. Enkele jaren later schonk de sultan hem ook de erfelijke soevereiniteit over het gebied rond Kuching, dat tot de Tweede Wereldoorlog in handen van de Brooke familie zou blijven – de “blanke radjas”.
Brooke ontwikkelde Kuching tot een toonbare stad, maakte een einde aan de slavernij, stelde orde op zaken tussen de oorlogvoerende stammen, en hield met behulp van de Britse Royal Navy de beruchte piraterij in bedwang al kon hij er geen eind aan maken. De Britse regering stond ambivalent tegenover Brookes avontuur maar erkende ‘zijn’ Sarawak uiteindelijk als Brits protectoraat.
Het Sultanaat van Sulu verhuurde in 1878 het noordoosten van Borneo aan een Brits handelssyndicaat, de British North Borneo Company. Plaatselijk verzet hiertegen culmineerde in een lastige opstand onder leiding van Mat Salleh rond 1900, maar het syndicaat beheerde als Brits protectoraat tot aan de Tweede Wereldoorlog de interne aangelegenheden in wat inmiddels North Borneo werd genoemd. Hakka Chinezen uit zuidelijk China domineerden er de economie met hun tabak-, rubber- en kokosteelt. Sulu valt nu onder de Filippijnen, die dan ook om historische redenen het noordoosten van Borneo blijven claimen.
Tweede Wereldoorlog en daarna
Tijdens de bezetting van Borneo tussen 1941/1942 en 1945 traden de Japanners zeer hardhandig op tegen de plaatselijke bevolking. Als reactie hernieuwden sommige Dayakstammen hun inmiddels afgeschafte traditie van koppensnellen op Japanse soldaten, aangemoedigd door Geallieerde commando’s. Britse en Australische krijgsgevangenen na de val van Singapore kregen het ook zwaar te verduren in hun Japanse interneringskampen op Borneo. In één van de allerergste gevallen, bij Sandakan in North Borneo, overleefden slechts zes van de 2.500 gevangenen de beproeving.
Na de oorlog werden Singapore, North Borneo en Sarawak Britse kroonkolonies. In North Borneo werd Jesselton (nu Kota Kinabalu) de nieuwe hoofdstad in plaats van het meer op Sulu gerichte Sandakan. Brunei kwam ook weer onder Brits bestuur in afwachting van verdere ontwikkelingen.
Die ontwikkelingen werden in Sarawak even verstoord door een pro-Brooke beweging waarbij de Britse gouverneur werd vermoord door een Maleise student, maar in 1951 gaf de Brooke erfgenaam vanuit Sydney te kennen dat de zaak verloren was.
De Federation of Malaya (het schiereiland) werd op 31 augustus 1957 onafhankelijk, en zes jaar later traden Singapore, Sarawak en Sabah (de nieuwe naam voor North Borneo) toe tot een nieuwe Federation of Malaysia. De Maleisische premier Tunku Abdul Rahman had hier op aangedrongen omdat hij een etnisch Maleis tegenwicht wilde tegen de Chinezen op het schiereiland en in Singapore. Brunei bedankte voor de eer (teveel olie) en werd onafhankelijk. Singapore bleek in politiek opzicht veel te lastig en werd in 1965 uit de federatie geschopt.
Intussen gaat het niet al te best met Sabah. Veertig jaar geleden was het de rijkste staat in Maleisië na Selangor maar nu is het de armste, met de hoogste werkloosheid. De beperkte economie en een explosief groeiende bevolking met 40% “illegale immigranten” helpen niet mee, net zo min als politieke instabiliteit en eenzijdige bijdragen aan de schatkist in Kuala Lumpur.
Sarawak, de enige staat in Maleisië zonder etnische meerderheid (Ibans 29%, Chinezen 24% en Maleiërs 23%), doet het een stuk beter, mede dankzij de snel groeiende olie- en gasindustrie (ofschoon ook hier veel meer naar KL vloeit dan terug), hardhout, palmolie en toerisme.
No credit card required, unsubscribe at any time. pagevamp.com