De handel in kruiden had van Melaka een machtig en welvarend koninkrijk gemaakt. Maar duizenden kilometers verderop begonnen de afnemers van die kruiden te mopperen. Venetiaanse handelaren verdienden goud geld op de peper en nootmuskaat die niet alleen als smaakmakers, maar vooral als medicijn dienden. Dat moest anders kunnen…
De ontdekking van de wereld
In de vijftiende eeuw begon men in Europa te vermoeden dat de aarde er heel anders uitzag dan ze tot die tijd hadden gedacht. De aarde was helemaal niet plat en je kòn er niet vanaf vallen, zelfs al zou je willen. De zoon van de Portugese koning, Henry, stak veel geld in een scheepvaartschool en het uitrusten van schepen voor de ontdekkingsreizen. Een van de doelen van die reizen was het vinden en zelf kopen van de zo gewilde kruiden. Na veel omzwervingen kwamen de Portugezen in India terecht en daar hoorden ze dat ze voor de kruiden in Melaka moesten zijn. Edelman Diogo Lopes de Sequira ging er in 1509 met vijf schepen op af om goede relaties te ontwikkelen met Sultan Mansur Shah. Helaas: de Sultan zat niet op de Portugezen te wachten. Na enige tijd nam hij een afvaardiging van negentien man gevangen.
Portugezen vallen aan
In 1511 ontving de nog altijd in India verblijvende Portugese admiraal Alfonso de Albuqueque een brief van één van de gevangenen in Melaka, waarin hem gevraagd werd ze te komen bevrijden. Albuqueque verzamelde 900 Portugese soldaten, 200 Hindu huursoldaten en achttien schepen en vertrok naar Melaka, de rijkste stad die de Portugezen ooit hadden geprobeerd in te nemen. De Sultan liet de gevangenen vrij, maar weigerde meer ontzag te tonen voor de invasiemacht. Dat had hij beter wel kunnen doen, want op de vroege ochtend van 25 juli vielen de Portugezen zijn stad binnen. De sultan vluchtte naar Johor en Albuqueque begon onmiddellijk met de bouw van een fort, waarvoor hij stenen van de moskee en een begraafplaats gebruikte. In november 1511 was het Fort A Famosa klaar. De muren waren bijna tweeënhalve meter dik en daarbinnen bevonden zich een stadhuis, vijf kerken en twee ziekenhuizen. En vanuit daar domineerden de Portugezen de handel in de specerijen.
Ondertussen in Holland
In de Nederlanden verzetten met name de handelaren zich steeds heftiger tegen de steeds hoger wordende belastingen en religieuze onderdrukking van eerst Karel V en daarna tegen zijn zoon Philips II. Die liet dat natuurlijk niet op zich zitten en blokkeerde de Portugese havens, waarmee een eind kwam aan de levering van specerijen, oosterse stoffen en porselein. Welgestelde kooplieden staken de koppen bij elkaar en smeedden plannen om de weg naar Azië te vinden. Geleerden braken zich het hoofd over de mogelijke weg langs het noorden of om Kaap Hoorn.
Op naar de Oost
Uit Portugal verjaagde joden brachten kapitaal en kennis over de specerijenroute naar Amsterdam. Zeelui in Portugese dienst fungeerden als bedrijfsspionnen. Jan Huyghen van Linschoten wist als secretaris van de bisschop van Goa een schat aan informatie te verzamelen. Terug in Nederland publiceerde hij zijn kennis in de Itinerario, het reisboek dat de leidraad werd voor de eerste reizen naar de Oost. In 1596 werd de eerste reis naar Azië om Kaap de Goede Hoop ondernomen. Vier schepen onder leiding van Cornelis de Houtman waren ruim twee jaar onderweg. Van de 239 opvarenden overleefden er 89 de reis, terwijl twee vaandrigs het in Bali voor gezien hielden en besloten op het paradijselijke eiland te blijven. Zakelijk gezien was de reis geen succes, maar veel belangrijker was dat de eerste Nederlanders op eigen kracht de weg naar de specerijlanden hadden weten te vinden.
De eerste multinational
Veel ondernemers waren bezeten van de gedachte om te investeren in de handel op Azië in de hoop schatten te verdienen. Het gevolg was dat de Nederlandse ondernemingen elkaar gingen beconcurreren in de specerijenhandel en daarbij onmiddellijk door de Aziatische kooplui tegen elkaar werden uitgespeeld. De Nederlandse staatsman Johan van Oldenbarnevelt gaf de aanzet tot een Verenigde Oost-Indische Compagnie. Hij slaagde erin de steden als Hoorn, Enkhuizen, Amsterdam, Delft, Rotterdam en een groepje Zeeuwse steden die al zaken deden in Azië bij elkaar te krijgen met de belofte dat als zij deelnamen geen andere steden zouden worden toegelaten tot de Compagnie. Er kwam een unieke structuur tot stand die bestond uit zes “Kamers”: vrijwel zelfstandige ondernemingen, die afgevaardigden stuurden naar halfjaarlijkse bijeenkomsten in Amsterdam. In totaal vergaderden daar 17 heren waardoor het college de naam kreeg van De Heren Zeventien. Om het kapitaal voor de onderneming bij elkaar te krijgen werden aandelen uitgegeven. De VOC was het eerste bedrijf dat met aandelen werkte. Het oudste aandeel ter wereld, is een VOC aandeel. Het wordt bewaard in de Beurs van Amsterdam.
VOC en Melaka
De VOC had zes directies in het Vaderland, maar slechts één in de oost onder leiding van de Gouverneur-Generaal en zijn staf. Aanvankelijk had men de zinnen gezet op Melaka als bestuurscentrum voor Azië. Een aantrekkelijke stad aan een rivier, op de rand van twee moessons: daar werd men slapend rijk. Maar de Portugezen zaten in hun sterke fort. De Nederlanders sloten een verbond met de naar Johor verjaagde Sultan Mansur Shah: hij mocht daar handelen, als hij de Hollanders zou helpen Melaka in te nemen. Dat deed hij, maar makkelijk ging het niet. Er kwamen vele belegeringen en zelfs een grote zeeslag bij Port Dickson aan te pas voor in 1641 Melaka door de Hollanders werd ingenomen. Tegen die tijd was Batavia allang het VOC-bestuurscentrum geworden: die stad was immers al in 1619 door J.P. Coen veroverd, verwoest en herbouwd.
No credit card required, unsubscribe at any time. pagevamp.com